Het gezag van de Bijbel
“Als je aan het begin tornt, valt het hele huis uiteen,” zou een van de eerste bijbelleraars hebben gezegd toen hij uitlegde dat de Bijbel letterlijk te nemen was, en dat de Bijbel voor zichzelf sprak. Als je dus het scheppingsverhaal in vraag stelt, zal de methode voor het interpreteren van de Bijbel ook niet meer letterlijk zijn. Dat is de reden waarom zo veel mensen angstvallig vasthouden aan creationisme, want het is alles of niets. Zo werd het hen immers voorgesteld, en dat is ook wel degelijk hoe die eerste bijbelleraars alles uitlegden. De Bijbel is het Woord van God, geinspireerd door de Heilige Geest van de eerste tot de laatste bladzijde. Die boodschap werd gepreekt met een combinatie van heldere taal, een volkse logica, en door mensen zoals Richard Haverkamp en Henk Gelling die het met een kwinkslag konden brengen. De achtergrond was een snel veranderende katholieke kerk in Vlaanderen, waar openlijk door priesters werd gedweept met textueel criticisme, het theistisch evolutionisme van Teilhard de Chardin, de veranderingen in het laatste Vaticaanconcilie, en waardoor vooral mensen die op zoek waren naar duidelijke antwoorden zich steeds minder konden vinden in de vage boodschap van de kerk. De evangelische bijbelaanpak was de doe-het-zelf-winkel van bijbelonderzoek, waar iedereen die zich had verbrand aan die onnodige tierlantijntjes van kerk en wereld naartoe kon om een gratis wekelijkse portie logisch denkmateriaal. En net als een groepje doe-het-zelvers die over een pintje bier of een kopje koffie ervaringen uitwisselen, werkte het aanstekelijk. De katholieke en wereldlijke interpretaties - er werd nauwelijks gerept over de protestantse interpretaties, waarvan de evangelische eigenlijk een variant is - waren gelijk aan de barokke kathedralen gebouwd op corruptie, bedrog en uitbuiting. Hoe bevrijdend was het om zelf een kerk (of gemeente, zoals we die noemden) te stichten, net als de eerste christenen en net zoals het hoorde, zonder de ballast van priesters, sacramenten en kerkorgels, een gewone vergadering van gelovigen waar je de dood en verrijzenis van Jezus herdacht.
De eerste barstjes in deze voorstelling kwamen er voor mij tijdens mijn eerste reis naar Engeland, op bezoek bij evangelische christenen die ik had leren kennen tijdens Mission 83 in Lausanne. Op een bepaalde dag hadden mijn Engelse vrienden er niets beters op gevonden dan mij eventjes uit te lenen aan hun lokale predikant. Hij deed me zijn gazon afmaaien, iets wat me niet echt zinde, vooral niet in de felle hitte. Wat daarna gebeurde was echter van een ander kaliber: hij begon me te ondervragen op een manier die het best kan worden vergeleken met een catechismus. Toen ik de antwoorden niet vers per vers juist kon opzeggen, liet hij zijn twaalfjarig zoontje mij verbeteren. Het was niet alleen onfair omwille van het stompzinnige afhaspelsysteem, het was ook kortzichtig te verwachten dat een buitenlander zomaar de juiste verzen zou kunnen afspelen in het Engels van de King James Version. Het hele voorval liet een erg wrange nasmaak achter.
De evangelische wereld bracht me in snel tempo in contact met gelijkaardige christenen in andere landen, wat zijn eigen positieve dynamiek met zich meebracht. De erg nauwe definitie van een echte christen binnen de Vlaamse evangelische wereld had weinig of geen ruimte voor protestanten of zelfs andere evangelische denominaties. Ik voelde nog steeds dat ik telkens terug thuiskwam bij de Vlaamse gemeenten, maar het werd moeilijker om alle ervaringen te delen zonder wat gefronste wenkbrauwen te veroorzaken bij de bijbelleraars. De eerste bijbelstudies waren ook een inleiding op het eigenlijke systeem van bijbelinterpretatie dat toen werd gehanteerd door deze stroming in de evangelische wereld. De zeven bedelingen van de Baptisten en de Brethren, een opdeling van de bijbel in zeven delen die elk hun eigen interpretatieregels zouden hebben. Niets is een betere remedie tegen de bedelingstheologie dan internationale ervaring, want het is een erg Brits theologisch systeem met een eilandmentaliteit. Zodra je wat ernstige vragen stelt over andere volken, en in welke bedeling die dan echt wel zitten als ze ook maar nooit van de eerste vijf bedelingen hebben kunnen genieten, begint het systeem al snel uit elkaar te vallen. Aangezien een dergelijk systeem je ook helpt te onderscheiden waar je wel en waar je niet letterlijk moet gaan interpreteren, zakt niet alleen het scheppingsverhaal in elkaar, maar veel uit de rest van de Bijbel.
Dus ga je op zoek naar een nieuw systeem om de Bijbel te interpreteren, en dan gaan de deuren pas echt open en begin je te beseffen hoe het hele doe-het-zelf verhaal een illusie was. In plaats van een doe-het-zelf winkel ging het om een volledig prefab-huisje, netjes gebouwd volgens het plan van die denominatie of die predikant. Velen halen hier de schouders op en zeggen dat het prefab-huisje dan toch beter en gezelliger is dan de barokke kathedraal, en ze hebben de moed en de lust niet om opnieuw te beginnen bouwen of verbouwen. Voor anderen houdt het hele verhaaltje op en zetten ze de wandelschoenen in de kelder, de ontdekkingstenue in de zolderkast, de voeten gezellig onderuit op de zetel voor de televisie. Beide scenario’s heb ik meermaals gezien, en ik kan beide begrijpen.
De uittocht weg van het evangelische rotsvaste geloof in de onfeilbaarheid van de Bijbel gaat in verschillende stappen. Eerst zie je dat enkele passages duidelijk op een andere manier - niet letterlijk - mogen worden geinterpreteerd. Daarna begrijp je dat je een logisch en houdbaar systeem nodig hebt zodat je kan verantwoorden waarom je op sommige plaatsen wel, en op andere niet letterlijk interpreteert. Als je een eerlijke en zelfbewuste bijbelleraar hebt, zal hij je ook duidelijk maken welk systeem hij hanteert. Ik verwijt de meeste van deze eerste bijbelleraars weinig omdat ze wel eerlijk en oprecht waren, maar vooral tekortschoten in zelfbewustzijn en opleiding, waardoor ze zelf nauwelijks op de hoogte waren van de context van hun eigen geloofssysteem.
Doordat ik mij door mijn internationale verplaatsingen niet gebonden was aan de gezagspatronen van de plaatselijke kerkjes, voelde ik niet alleen de vrijheid om de ontdekkingstocht verder te zetten, maar zelfs de nood. In het Wit-Rusland van 1992 waren het handjevol evangelische kerkjes zich weinig bewust van Bijbelinterpretatie, en volgden de gelovigen nog slaafser de dikwijls hilarische bijbelinterpretaties van hun oudsten of voorgangers. De Orthodoxe gelovigen hadden weinig of geen morele reflectie op basis van de Bijbel of zelfs de Orthodoxe Kerk; de moraalleer was grotendeels een combinatie van eeuwenoude heidense gebruiken, de orthodoxe liturgie en de hierarchische structuur van het communisme. Alle heldenverhalen van de evangelische christenen onder het communisme ten spijt, was het grote deel van de evangelische beweging in de vroegere Sovjetunie een triest afgietsel van de communistische machtsstructuur. Godsdienst op zichzelf is bijna altijd inherent impotent om een ander hierarchisch paradigma op te zetten of verandering te weeg te brengen in structurele gemeenschappelijke relaties; het produceert altijd een kopie van een bestaande maatschappelijke structuur, en dit is een van de argumenten om niet zomaar alle euvels van de mensheid aan het altaar van godsgeloof te leggen. Ik wil er hier niet verder op ingaan, maar het voorgaande illustreert dat je binnen zo’n andere cultuur begint na te denken over het hoe en waarom. Het systeem - als er al een was - om de Bijbel te benaderen was er bijna helemaal niet, of het was fundamenteel anders.
Als je toch verschillende systemen gaat vergelijken - en dan begin je aan de moeilijkere studies in systematische theologie - dan landt in een volgende stap de onfeilbaarheid van de Bijbel op het kapblok. In de Rooms-Katholieke Kerk ligt de onfeilbaarheid bij de Kerk zelf en haar leider; in het evangelisch protestantisme ligt de onfeilbaarheid bij de Bijbel. Met dit axioma staat of valt alles binnen wat we nu het fundamenteel evangelisch christendom noemen.
Een eerste grote kentering voor mezelf was toen ik vond dat de Bijbel die ik las - in het Nederlands of het Engels - niet onfeilbaar was. Eerst wijt je de feilbaarheid aan de vertalingen, en dus stel je de onfeilbaarheid van de oorspronkelijke tekst niet in twijfel, maar enkel de fouten die zijn gebeurd in de kopieen en vertalingen. Daarbij voeg je het gebrek aan de overlevering van de volledige context, waardoor je een tekst toch wel heel verkeerd kunt begrijpen. Cultuur, context, vertaling: drie nogal grote factoren die een grote invloed hebben op de tekst. Zelf had ik ook een universitaire vertalersopleiding doorlopen, dus wist ik maar al te goed hoe je als vertaler dikwijls een grote sprong moest maken tussen de brontekst en de doeltekst. In veel gevallen ontdek je als vertaler fouten bij de oorspronkelijke auteur, en heb je dan de keuze: vertaal je de fouten, of ga je verbeteren? Het antwoord is zeker ook altijd voorwaardelijk: vertaal je een essay, dan vertaal je meestal met de fouten - en dikwijls zijn de fouten in de vertaalde versie veel opmerkelijker. Vertaal je een novelle, dan ga je het origineel verbeteren. Welk soort teksten heeft de Bijbel?
Ik hoor het evangelische antwoord al galmen: de oorspronkelijke tekst is onfeilbaar, eventuele fouten kwamen later. Inderdaad was dat het axioma dat ik eerst hanteerde in deze nieuwe situatie. Ik ben echter nogal praktisch ingesteld met een hoger dan normale verwachting van efficientie, en op basis van dat beginsel ben ik in een tweede stap tot de conclusie gekomen dat zelfs als de oorspronkelijke tekst onfeilbaar zou zijn binnen die cultuur, voor die doelgroep en binnen die context, er praktisch gezien in onze tijd geen onfeilbaarheid van Gods woord bestaat. De afstand tussen regionale en historische context, originele taal en uiteindelijke doeltaal, beschreven cultuur, cultuur van de auteur en cultuur van de kopieerders en vertalers, is dermate groot dat het praktisch beter is te veronderstellen dat je het origineel zelden of nooit kunt achterhalen. Als dit een ietwat haastige conclusie lijkt vraag ik om nog wat langer mijn argument aan te horen.
Onfeilbaarheid heeft alles te maken met de inspiratie van Gods Woord. We gaan akkoord dat de methode waarmee God zijn boeken heeft geinspireerd als volgt in elkaar zit: God de Heilige Geest controleert de hand en het brein van de schrijver, terwijl hij de lokale cultuur en context toch de vrije loop laat. De tekst heeft zijn nodige werking in die bepaalde tijd voor die doelgroep, en omdat die tekst belangrijk is voor de honderden generaties van Gods volgelingen in de ettelijke eeuwen die volgen, wordt die tekst behouden. Hij moet wel worden gekopieerd, en vertaald, niet een keer, maar ettelijke keren. In het geval van de evangelien gaat de oorspronkelijke taal van Jezus verloren en zijn de eerste gevonden exemplaren in het Grieks in plaats van het Aramees. Bij onze studie van de bijbel moeten we echter zo dicht mogelijk bij de originele tekst kunnen landen.
Laat me even terughinken naar mijn beeld van de doe-het-zelf winkel van bijbelinterpretatie. Hoe ver staan we nu daarvan verwijderd? Niet alleen zagen we dat die doe-het-zelf winkel een illusie was en dat het ging om reeds geprefabriceerde interpretatiemodellen, maar we zien ondertussen ook dat we heel erg gedetailleerde informatie moeten zien te krijgen over de context, de cultuur en de taal waarin die bepaalde uitspraak werd geformuleerd. Het is een reuzesprong van de huiseigenaar die de sleutel op de deur krijgt tot de gestrande overlevende op een onbewoond eiland die de opdracht krijgt met hout en klei een hedendaagse woning te bouwen. Theoretisch is het geen onmogelijke opdracht maar in alle praktische overwegingen is het beter om dit als nagenoeg onmogelijk te beschouwen. Op zijn minst moet je gaan vertrouwen op het werk van andere mensen voor jou die dit reeds hebben bestudeerd. Voor de zoveelste keer ligt de doe-het-zelf droom aan diggelen.
Maar laten we even de andere mogelijkheid onderzoeken omwille van de volledigheid. Hoe ver kunnen we de inspiratie van Gods Woord strekken - of liever, hoe ver moet die strekken om bijbelse onfeilbaarheid in onze tijd mogelijk te maken? In eerste instantie werden de teksten overgeleverd als vertellingen. We weten allemaal hoe vertellingen nog makkelijker dan teksten veranderen door de vertellers. Na enkele vertellingen volgt de eerste schriftelijke versie, want de eerste vertellers konden niet lezen of schrijven. Na die eerste schriftelijke versie, hoogstwaarschijnlijk niet in de taal van de oorsponkelijke gebeurtenis, volgen kopieen. Maar ondertussen bestaan de andere mondelinge vertellingen natuurlijk nog. Nu en dan volgen wat kopieen die hier of daar afwijken van de eerste schriftelijke versie. Misschien was dat omdat de nieuwe kopieerder zelf iets heeft bijgewerkt, of misschien dat hij iets heeft gehoord in een mondelinge overlevering dat er ook bijhoort - en hij zet het erbij. Is deze aanpassing geinspireerd door de Heilige Geest, of niet? Binnen het Nieuwe Testament zijn er veelvuldige bewijzen van dergelijke aanpassingen.
Als we volhouden dat de huidige Bijbel zoals we die kennen nog altijd makkelijk te begrijpen en nagenoeg klakkeloos te interpreteren valt, dan moet de Heilige Geest als een paraplu niet louter de schrijvers, maar ook de mondelinge overleveringen en de vele eerste en daarop volgende vertalingen hebben beschermd en geinspireerd. We komen dus gevaarlijk dicht bij het katholiek axioma dat de kerk en haar kerkgeschiedenis de echte houder is van die onfeilbaarheid. Want dat lost het probleem grotendeels op. De Heilige Geest heeft door de aanduiding van de opvolgers van Jezus en de leiding van de kerk erop toegezien dat de uiteindelijke Bijbel betrouwbaar is. Niet alleen gaat het hier om een inspiratie van de schrijvers en vertalers, maar ook van de groeiende meerderheid in de eerste bewegingen van het Christendom, de veroordeling van de eerste ketterse stromingen en de uiteindelijke canon van het Nieuwe Testament zoals we het nu kennen.
Maar als we de paraplu van de inspiratie van de Heilige Geest uitspannen tot pakweg het jaar 300, wanneer sluiten we die paraplu dan weer? Wanneer wordt het gelijkaardig aan de huidige situatie? Als we de inspiratie van de Heilige Geest vandaag de dag onder de loupe nemen zien we helemaal niet zo’n rechtlijnig argument. Sommige bijbelleraars - en natuurlijk sommige priesters, bisschoppen en pausen - lijken soms geinspireerd te zijn, maar zijn veel andere dagen duidelijk mens, en soms minder dan dat. Moet je, om de Bijbel juist te kunnen interpreteren, vervuld zijn van de Heilige Geest?
De geschiedenis van de kerk - of het nu gaat om de katholieke kerk of de protestantse, of zelfs de evangelische kerk - bewijst dat het op zijn minst evenveel energie en studie vergt om de verschillende leraars van de kerkelijke geschiedenis te evalueren op wat cultuur, context en waarheid is. Zelfs als je beweert dat je de Bijbel interpreteert terwijl je vervuld bent van de Heilige Geest, dan nog moet je worden onderworpen aan onderzoek op cultuur, context en waarheid. De criteria die we hierbij hanteren zijn rationeel en zijn gebaseerd op wat we tot op heden hebben meegemaakt binnen de kerkgeschiedenis. Hoe veel evangelische boeken hebben evangelische christenen niet gelezen die ze duidelijk kunnen afdoen als onjuist of regelrechte onzin? Hoeveel preken waren er ondertussen op zondagmorgen waar je je afvroeg hoe het mogelijk was dat die spreker ooit het woord mocht krijgen, laat staan dat je zelfs een seconde wil overwegen dat hij vervuld was van de Heilige Geest?
Ik ben me ervan bewust dat ik behoorlijk wat sprongen heb gemaakt in het bovenstaande, maar het gaat er mij niet om elk argument dat ik heb gelezen ook hier aan te geven en te overtuigen. Ik hoop dat deze paar argumenten kunnen aanzetten tot studie. De onfeilbaarheid van Gods Woord is een thema dat tijdens de laatste honderdtwintig jaar in theologische studie veel aan bod is gekomen.
Mijn conclusie is dan ook dat de Goddelijke inspiratie van de Bijbel een praktisch onhaalbare regel is. De Bijbel zoals we die nu kennen is niet het Woord Gods. Het is het woord van mensen die hun ervaringen met God hebben overgeleverd en uiteindelijk opgeschreven. De Bijbel is niet vanzelfsprekend, en de verhalen in de Bijbel moeten met heel veel sinekure worden bestudeerd, en gezet binnen hun cultuur, context en taal. Het is een taak die samenwerking vergt met de historische tekst-specialisten, met theologen, met antropologen en archeologen, met vertalers, linguisten en andere geleerden van het heden en het verleden. Elk van die adviseurs moeten we ook evalueren op hun mogelijke vooroordelen en hun objectieve logica. We willen immers beginnen ziften: wat is feit, en wat is fictie? Wat is er binnen de Bijbel dat het woord is van falende mensen, en welke parels zijn er die toch teruggaan naar God?
Zo gaat de ontdekkingstocht een heel dichte jungle in. Ademen wordt al wat moeilijker, en het prefab-huisje lijkt te wenken met zijn warme gezelligheid. We hebben wel net gezien dat er iets mis is met het fundament.
Het huisje is niet alleen prefab, het is gebouwd op zand.